Eigenlijk reïncarneren we bij leven meerdere keren
Columnist Martijn van Koolwijk gelooft niet in reïncarnatie maar hij legt uit dat dat volgens hem wel gebeurt terwijl we in leven zijn.
‘Martijn, wat vind jij van reïncarnatie?’ vraagt een van de bewoners op mijn werkplek out of the blue. Het is een voorbeeld van een van de vele manieren waarop in mijn werk mijn hoofd plots gevraagd wordt van 0 naar 100 te gaan. Hollen of stilstaan. Iets waar ik een andere keer vast nog eens een column aan wijd. Voor nu zit mijn hoofd vol met die ene vraag: ‘Martijn, wat vind jij van reïncarnatie?’
Een lastige vraag. Ik vind namelijk niet zo heel veel van reïncarnatie. Ik ben er, voor zover dat kan, niet voor of tegen. Qua mening erover hang ik zelfs niet in een grijs gebied. Nee, ik denk dat mijn houding tegenover reïncarneren ultiem liberaal te noemen is. Reïncarneren? Dat moet iedereen, zolang ze er een ander geen kwaad mee doen, maar lekker zelf weten. ‘Nee’, zegt de bewoner, en even schrik ik. Heb ik iets gemist? Moeten we na de boeren, vaccinatie en het klimaatprobleem nu ook al voor of tegen reïncarnatie zijn? Voordat ik iets kan zeggen, vervolgt hij echter zijn woorden: ‘Dat bedoel ik niet. Ik bedoel, geloof jij in reïncarnatie?’
Kijk! Daar kan ik wat mee. Mijn hoofd schakelde een paar standen terug. Van 100 recht naar schoolzone 15. Ik kwam nog net niet schokkend tot stilstand. Geloof ik in reïncarnatie? Nee. Ik bedoel, alleen de bevolkingsgroei al betekent dat er niet gereïncarneerd kan worden. Of we moeten in vorige levens dieren geweest zijn die massaal uitsterven. In het geval van sommige politici kan ik mij goed voorstellen dat zij in een vorig leven amoebe geweest zijn, maar met de toenemende individualisering en het rap verdwijnen van groepsdieren zoals insecten lijkt me dat ook hoogst onwaarschijnlijk.
Toch wil ik het concept reïncarnatie (Van Dale: het in een ander lichaam voortleven van de ziel) niet compleet van tafel vegen. Vanuit de kwantummechanica beschouwd is ons lichaam iets dat voortdurend energie lekt. Deze energie vullen wij aan door te eten, te bewegen, et cetera. Het is hoe wij verouderen, groeien en nieuwe cellen genereren. Er zijn cellen die slechts enkele uren in leven blijven, zoals sommige witte bloedcellen. Andere cellen leven 8 tot 10 jaar, zoals de cellen van ons skelet. Mijn huidige lichaam bestaat daadwerkelijk uit andere cellen dan mijn lichaam tien jaar geleden.
Ook de ‘ik’, de ziel, het ego, de geest die ik tien jaar geleden was, bestaat niet meer. Mijn huidige ‘ik’ is daar een nieuwe versie van. Eigenlijk ben ik dus al diverse malen in mijn leven gereïncarneerd, want ook de Martijn die ik als pasgeborene, op mijn tiende en twintigste was, is lichamelijk dood. Hoe langer geleden ik dingen meemaakte, hoe meer ik vorm geef aan hoe dit mij gevormd heeft. In zekere zin blik ik dus terug op vorige versies van mijn ik en op de dingen die hij gedaan heeft en hem overkomen zijn.
‘Martijn, geloof jij in reïncarnatie?’ Nee. Er komt een moment in ons leven waarin het lekken van energie niet meer tegen te gaan is. Dan verdwijnen we en leven we alleen nog voort in de herinneringen van degenen die wij, bij leven, geraakt hebben. Maar tot die tijd reïncarneren we regelmatig. De bewoner kijkt mij even aan. Het is een antwoord waar wij in dit leven beiden mee kunnen leven.
Voormalig HAN-student Martijn van Koolwijk werkt in de geestelijke gezondheidszorg. Hij schrijft om de week een column voor SAM. Lees hier zijn vorige bijdrage.
Alle reacties (2)
Marieke Jongeneel
Benieuwd waarom de cliënt deze vraag stelde. Gelooft híj in reïncarnatie? Heeft hij het gevoel eerder te hebben geleefd? Had hij eigenlijk zelf een verhaal te vertellen?
Martijn van Koolwijk: Niet alleen aandacht voor de dader, maar ook voor de daad - SAM by HAN
[…] HAN-student Martijn van Koolwijk werkt in de ggz. Hij schrijft om de week voor SAM. Lees hier zijn vorige […]