Martijn van Koolwijk: De overeenkomsten tussen liefde en angst

Toen ik afgelopen Halloween een column over griezelen schreef, kwam ik het volgende tegen:

‘Daarnaast liggen angst en verliefdheid neurologisch dicht bij elkaar. Ze maken gebruik van hetzelfde verdedigingsmechanisme. Van den Berg legt uit: “Je krijgt grote pupillen en verliest je eetlust. Alleen de betekenisgeving is omgekeerd. Bij verliefdheid zet je je verdedigingsmechanisme opzij om iemand toe te laten in je leven. Bij angst schiet dat mechanisme juist aan. Beide emoties draaien om dezelfde spanning: kun je een negatieve verwachting ontkrachten? Eigenlijk is verliefdheid angst die je positief uitlegt.”’

Sindsdien zijn de woorden van angstpsycholoog Jan van den Berg door mijn hoofd blijven spoken. Als angst en verliefdheid neurologisch dicht bij elkaar liggen, wat betekent dat dan voor mensen die zich in toxische relaties of andere gewelddadige relaties bevinden? Online is er weinig over deze connectie te vinden. Onderzoeken naar de redenen van de slachtoffers om bij hun misbruikers te blijven, gaan vaak over psychologische in plaats van neurologische redenen. Het is natuurlijk ook moeilijk om iemand onder een CAT-scan te leggen als diegene zelf nog in een relatie zit waar hij/zij/hen niet uit kan komen.

Toch zou het interessant zijn een hypothese hierover verder te onderzoeken. Kan de intense angst voor je partner in no-time omslaan of tussen je oren weggezet worden als een gevoel van intense liefde? Kunnen je hersenen je zo voor de gek houden? Recente onderzoeken naar oxytocine lijken die hypothese te onderschrijven.

Oxytocine werd van oudsher gezien als het knuffelhormoon. Serotonine in drugs als xtc jagen de oxytocine versneld door je bloedbaan, waardoor je alles en iedereen in je omgeving liever en aardiger vindt. Ook posttraumatische stressstoornis (PTSS) en angststoornissen worden gedempt met aan de patiënt verstrekte neusspray met oxytocine. Zonder deze synthetisch aangejaagde productie is het knuffelhormoon vooral aanwezig om ons op ons gemak te stellen en pijn bij bijvoorbeeld een bevalling te dempen.

De afgelopen tien jaar zijn er echter steeds meer onderzoeken die de keerzijde van dit hormoon in onze hersenen aantonen. Zo zorgt oxytocine ervoor dat stressvolle situaties zelfs lang nadat we ze hebben meegemaakt nog steeds voor angstgevoelens kunnen zorgen. Zodra we een stressvolle, sociale situatie meemaken, activeert het hormoon een deel van het brein dat ons geheugen intensiveert. Bovendien maakt het hormoon ons vatbaarder voor gevoelens van angst tijdens stressvolle sociale situaties die we daarna doormaken. Hoe dit zich verhoudt tot de behandeling van PTSS met de neusspray heb ik nog nergens kunnen vinden, maar dat hetzelfde stofje dat ons vol met liefde stort ook onze angst triggert, zou goed kunnen verklaren waarom het maar moeilijk is om van je mishandelaar af te komen.

Hoge dosissen aanmaken van een en dezelfde neurotransmitter verstoort de huishouding hiervan. Het is niet voor niks dat xtc-gebruikers een paar dagen later vaak de zogenoemde dinsdagdip ervaren. Wie continu onder stress staat, kan minder rationeel keuzes maken. Dat je emoties van angst naar liefde doorschieten en weer terug, is dus niet zo gek als het hormoon dat voor beide zorgt in overvloed in je hoofd aanwezig is.

Het zou mooi zijn als hier meer onderzoek naar gedaan wordt, iets wetenschappelijks in plaats van het leggen van verbanden door een columnist. Zodat we meer begrip kunnen opbrengen voor mensen die koste wat het kost bij hun destructieve partner willen blijven.

Martijn van Koolwijk is jaren geleden afgestudeerd bij de HAN. Sinds 2018 heeft hij om de week een column voor SAM geschreven. Aan onze samenwerking komt helaas een einde. Over twee weken volgt zijn laatste column. Lees zijn vorige bijdrage hier.

Alle reacties (0)

Reageren? Hou je dan wel aan de spelregels.

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *